Vertical Divider
DE MAN DIE IN DE TIJD KON REIZENHet was de hele dag bloedheet geweest en ik was blij de Lege Zandloper te betreden, in de wetenschap dat me hier prima bier en goed gezelschap wachtten. Ik stelde niet bepaald tot mijn verrassing vast dat mijn vriend Enzo al aanwezig was, nam plaats aan de bar naast hem en vroeg hoe hij het stelde.
“Met mij is alles is in orde,” zei hij, “maar jij ziet er dorstig uit. Wat dacht je van een Quintine om dit pijnlijke probleem op te lossen?” Ik stemde in met zijn strategie en enkele ogenblikken later bleek mijn dorst een makkelijke prooi voor het Quintine-offensief. “Er is echter nog iets dat me dwars zit,” ging Enzo verder, blijkbaar ontevreden met zijn aanvankelijke antwoord op mijn vraag. “Zie je, mijn zoontje is nu zes maanden oud, en ik krijg hem nauwelijks te zien. Ik vind dat werkelijk verschrikkelijk erg. Hoort een vader zijn zoon dan niet te zien opgroeien?” “Absoluut,” antwoordde ik. “Ik zie maar twee mogelijkheden. Ofwel voed je je zoontje hier op in de Lege Zandloper, ofwel probeer je af en toe eens thuis te zijn. Nu weet ik best dat je die tweede optie ondenkbaar acht, en ik verwacht je zoontje dan ook spoedig hier te ontmoeten.” “Je bent heel erg grappig,” mopperde Enzo. “In ieder geval heb ik de eerste zes maanden van het leven van mijn zoontje gemist, en dat valt nu eenmaal niet meer te veranderen.” “Oh, jawel,” zei de man die rechts van Enzo zat plots. We keken allebei de vreemdeling aan, wachtend op een woordje uitleg. “Als je in de tijd zou kunnen reizen zou je kunnen terugkeren en iedere minuut van de zes maanden die je hebt gemist beleven,” zei de man. “En ik weet waarover ik het heb. Ik ben een van die bevoorrechten die in de tijd kunnen reizen.” “Ach zo,” zei Enzo sceptisch. “Kun je dat bewijzen?” “Geen probleem,” zei de vreemdeling. “Betaal nog een rondje van dat bier en ik maak een kleine trip in de tijd om jullie te overtuigen.” Enzo betaalde nog een rondje Quintine, we hieven het glas en namen een slok. We keken allebei de vreemdeling aan, die zijn glas voor de helft leegdronk en geen woord sprak. “Wel,” zei Enzo na enkele ogenblikken. “Ging je geen demonstratie tijdreizen geven?” “Dat heb ik zopas toch gedaan,” zei de man op lijzige toon. “En waarom hebben we dan niets gezien?” vroeg Enzo. “Ik ben weggegaan naar een punt in de tijd dat twee jaar in de toekomst ligt, en kwam dan terug naar hier op hetzelfde tijdstip vanwaar ik vertrok, wat verklaart waarom jullie niets zagen. Vanuit jullie oogpunt was ik maar een fractie van een seconde weg, te kort om te kunnen geregistreerd worden door jullie ogen. Je moet weten dat ik het risico niet wilde lopen dat mijn Quintine verschaald zou raken.” “Dat is een hoogst redelijk excuus,” gaf Enzo toe, “maar het ontkracht wel je tijdreisdemonstratie. Hoe kun je nu verwachten ons te overtuigen als we niets zien?” “Het is niet omdat jullie niets merkten dat ik niet in de tijd gereisd heb,” weerlegde de vreemdeling. “Als je iets wilt bewijzen zul je ons toch moeten overtuigen,” stelde ik. “Je mag rustig theorieën blijven verkondigen, maar je zult ons enkel kunnen overhalen met onweerlegbare feiten. Toon ons dat je in de tijd kunt reizen. Geef ons een tastbaar bewijs. Leg ons uit hoe het tijdreizen in zijn werk gaat. Hoe ga je heen en weer in de tijd?” De man zuchtte, dronk zijn glas leeg en zei: “Ik herlokaliseer mijn coördinaten in het tijdruimtecontinuüm, kalibreer mijn vectoren in de vier dimensies, stel mijn de- en hermaterialiseringsparadigma’s in en zo flits ik heen en weer. Let wel, ik besef best dat dit jullie petje te boven gaat. En van al dat praten krijg ik dorst. Kunnen we nog iets drinken? Misschien iets hartigs en donkers, een biertje dat past bij mijn gemoed?” Enzo bestelde een rondje Florival en zei, “Denk je niet dat een tweede demonstratie een goed idee zou zijn?” De man nam een flinke slok van het bruine bier en knikte. “Akkoord.” Hij schudde het hoofd, knipperde een paar maal en zei: “Wel, ik ben terug. Ditmaal heb ik een reis naar het verleden gemaakt, en keerde ik terug naar mijn vertrekpunt. Ik kon me er niet toe brengen iets later terug te keren, omdat ik wist dat dit heerlijke bruine brouwsel hier voor me klaar stond.” Hij reikte naar zijn glas en dronk gulzig. “Je waardering van onze bieren is inmiddels voldoende bewezen,” gaf Enzo toe, “maar ik kan helaas niet hetzelfde zeggen van je vermogen om in de tijd te reizen.” De man wierp hem een boze blik toe, en mompelde iets binnensmonds. Het was onduidelijk of hij geïrriteerd raakte door onze weigering om zijn bewijsvoering te aanvaarden, of dat hij alleen maar dronken werd. “Jullie nemen me niet ernstig,” zei hij met lispelende stem. “En nochtans vertelde ik jullie de waarheid. Ik heb die twee trips in de tijd werkelijk gemaakt.” Hij dronk zijn bier leeg en mepte op de bar. “Wat kan jullie dan wel overtuigen? Stel dat ik een reis in de tijd maak en terugkeer naar een punt in de tijd dat flink wat later ligt dan mijn vertrekpunt. Dan is mijn bewering bewezen, maar jullie afwezigheid bij mijn terugkeer zou het allemaal zinloos maken. Of stel dat ik terugkeer naar een punt in de tijd dat voor mijn vertrekpunt ligt, dan weten jullie nog niet waarover het allemaal gaat, omdat we dit gesprek nog niet gevoerd hebben, en ook in dat geval is de inspanning voor niets geweest.” “Dus je geeft toe dat je geen bewijs kunt leveren van je bijzondere talent?” concludeerde Enzo. “Wacht even, er is wel degelijk nog een mogelijkheid die jullie beslist zal overtuigen. Het is mijn laatste kans. En ook jullie laatste kans. Bekijk me eens goed. Noteer alle details.” “Welke details?” vroeg Enzo. “Waar heb je het over?” “De details van mijn uiterlijke verschijning,” legde de man uit. “Mijn gezicht, mijn haar, mijn hemd, alles. Tracht je te herinneren hoe ik er uit zie, tot in de kleinste details.” We bekeken hem grondig en namen nota van ieder aspect van zijn uiterlijke verschijning. Uiteindelijk zei de man: “Kijk, ik ga nu naar het toilet, vanwaar ik enkele reizen in de tijd ga maken, een behoorlijk groot aantal trips naar het verleden en naar de toekomst, en als ik terugkom dan zullen jullie beslist overtuigd zijn. Zorg er wel voor dat er nog een biertje voor me klaar staat als ik weer opdaag. Tot ziens.” De man wipte van zijn barkruk en ging naar het toilet. Enzo vroeg me wat ik ervan dacht, en ik antwoordde dat ik mijn twijfels had over deze man, wiens belangstelling voornamelijk leek uit te gaan naar het versieren van gratis bier. Geen wonder dat hij nu naar het toilet moest. Ik bestelde voor ons allebei een Kwak, en we hadden nauwelijks onze discussie van het onderwerp aangevat of de man kwam alweer terug. Het was wel degelijk dezelfde man, hoewel hij er anders uitzag. Hij had nu grijs haar, zijn gezicht zal vol groeven en rimpels, en zijn hemd was vuil en gekreukt, hier en daar zelfs gescheurd. Hij klom weer op zijn kruk, wanhopig speurend naar het biertje dat hem beloofd was. Op Enzo’s wenk gaf de barman hem een Kwak, en hij dronk ervan alsof hij in geen jaren nog een biertje had gesmaakt. Enzo en ik bestudeerden het uiterlijk van de man en wisselden blikken uit. Was de man een truc aan het opvoeren? Was dit nu bedoeld als overtuigend bewijs voor zijn vermogen om in de tijd te reizen? Werden we nu verondersteld aan te nemen dat hij had rondgezworven in het grijze verleden en zich ver in de toekomst had gewaagd, om dan eindelijk terug te keren naar het toilet van de Lege Zandloper, luttele minuten na zijn punt van vertrek? “Wel, als jullie nu nog niet overtuigd zijn, dan zijn jullie het nooit,” zei de man, dronk zijn bier leeg en verliet de pub. “Wel, Enzo, wat denk je ervan?” vroeg ik. “Ik denk dat die man drie prima biertjes heeft gehad zonder iets te moeten betalen. Wat hij precies heeft uitgespookt in het toilet weet ik niet, maar als ik nu eens stel dat hij daar make-up heeft aangebracht op zijn gezicht en zijn haar grijs heeft gekleurd?” “En heeft zitten aanmodderen met zijn hemd.” “Ach ja, zijn hemd. Alsof mensen die lange tijdreizen ondernemen geen ogenblik vinden om van hemd te veranderen, zodat ze van hun odyssee terugkeren met vuile lompen. Deze kerel was een bedrieger, die gebruik maakte van goedkope trucjes om gratis bier te scoren. We zijn erin geluisd.” Op dat moment kwam er nog iemand terug van het toilet en zei tegen de barman: “Hé, je moet daar eens een kijkje gaan nemen. Een van de toiletten is verstopt met wat wel een gigantische massa versteende uitwerpselen lijkt.” “Een gigantische massa versteende uitwerpselen?” riep de barman uit. “Is dit nog zo’n practical joke van die bedrieger met zijn wel heel erg slechte smaak?” “Alsof het feit dat wij zijn bier moesten betalen nog niet erg genoeg was,” voegde ik er aan toe. “Er is nog een andere mogelijkheid,” stelde Enzo. “De man reisde inderdaad in de tijd, hield de deur van het toilet gesloten, kwam met grote regelmaat terug om zich te ontlasten tijdens zijn uitvoerige zwerftochten in de tijd, en kwam uiteindelijk terug naar de bar om zijn biertje te halen en vertrok toen. Misschien klopt het allemaal wel.” “Maar zijn hemd dan?” vroeg ik. “Heb je daar een verklaring voor?” Enzo haalde de schouders op. “Ik ga soms ook naar huis met een gekreukt hemd.” “Gezien de tijd die je hier doorbrengt zonder van kleren te veranderen lijkt me dat hoogst aannemelijk,” gaf ik toe. “Maar Enzo betaalt tenminste zijn rekening en laat geen hopen versteende uitwerpselen na in het toilet,” zei de barman. “Ik weet wel aan welk soort klant ik de voorkeur geef.” “Daar drink ik op,” riep Enzo juichend uit en betaalde nog een rondje. “En als de Lege Zandloper zijn reputatie eer aandoet, dan zal de volgende man die hier binnenkomt een onderzoeker in de uitwerpselkunde blijken te zijn, die maar al te graag onze hoop versteende smurrie zal willen meenemen, omdat het nu eenmaal fascinerend bronmateriaal is voor de archeologische studie die hij aan het schrijven is.” “En hoe weten we of hij inderdaad de man is op wie we zitten te wachten?” vroeg ik. “Hij zal een codewoord uitspreken om zijn identiteit te onthullen,” zei Enzo gniffelend, duidelijk plezier scheppend in zijn fantasie. We draaiden allen het hoofd toen de deur van de pub open ging, en een man naar binnen kwam, verbaasd om de afwachtende blikken die hem toegeworpen werden. Hij stootte zijn knie pijnlijk tegen een stoel en zei: “Shit.” © Frank Roger |
Summiere biografieHij studeerde Germaanse filologie (Engels-Nederlands) aan de RUG, en behaalde zijn diploma in 1981 met een scriptie gewijd aan Philip K. Dick. In 1975 verschenen zijn eerste verhalen onder de naam Frank Roger in het Vlaamse tijdschrift SF-Magazine, gevolgd door een hele reeks verhalen in diverse Vlaamse en Nederlandse tijdschriften en bloemlezingen. Later, tegen het eind van de jaren tachtig, trad een stroomversnelling op: tientallen verhalen verschenen in een grote diversiteit aan tijdschriften en anthologieën. Enkele jeugdverhalen verschenen in de reeks Vlaamse Filmpjes. Hij ging ook in het Engels schrijven, en vertaalde soms zijn verhalen in het Frans. Sindsdien wordt er veel van hem gepubliceerd in vertaling, voornamelijk vanuit het Engels. Vanaf 2000 begonnen er dan eindelijk verhalenbundels te verschijnen, ook in diverse talen. Naast verhalen maakt hij ook collages en grafisch werk in een surrealistische en satirische sfeer. Dit werk verscheen in de uitgaven van Het Zinkend Schip, in het Italiaanse webzine Glock en in de bundel “Geknipt en geplakt”. Enkele collages werden tentoongesteld (in het kader van een groepstentoonstelling) in Oostende (Schaperye, 10/2009-02/2010). |